Dialoognota Ouder Worden 2020-2040
Door: Martijn Huisman
Digitale raadpleging Ouder Worden 2020-2040
[Zie deze pagina voor meer uitleg over het hoe en waarom van de raadpleging: https://www.waardigheidentrots.nl/ouderworden2040/]
Vragen uit de raadpleging
1. We willen graag de ouderenzorg kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar houden. Wat maakt dit vraagstuk voor u urgent om stevige maatregelen te nemen?
Deze reactie is geschreven door het bestuur van de NVG-KNOWS, de Nederlandse Vereniging voor Gerontologie, Kennisnetwerk Ouder Worden en Samenleving. NVG-KNOWS stimuleert de ontwikkeling, verspreiding en toepassing van de gerontologie, de leer van de veroudering, en bevordert de verbinding tussen professionals in de gerontologie. Door te werken aan kennis en samenwerking leveren we een bijdrage aan het verbeteren van de kwaliteit van leven tijdens het ouder worden. Daarbij hoort dat we gerontologische kennis en inzichten op de agenda zetten van overheden. Deze kennis betreft voor een belangrijk deel aspecten als wonen en zorg en consequenties van zorg en woonvoorzieningen op het dagelijkst functioneren van ouderen.
Urgent voor ons is op dit punt aandacht vragen voor de groeiende en nieuwe vormen van ongelijkheid in kansen, mogelijkheden en het functioneren van ouderen. Deze ongelijkheden reiken verder dan sociaaleconomische positie en hebben ook te maken met culturele en religieuze verschillen en verschillen naar migratiestatus. Een oplossing voor dit vraagstuk moet hand in hand gaan met meer gelijkheid in de mogelijkheden van mensen om de doelen na te streven die voor hen belangrijk zijn.
Dat impliceert ook dat ouderen zelf moeten kunnen beslissen welke doelen zorg nastreeft en wat voor hen, in hun situatie, goede zorg betekent. Meningen en verwachtingen verschillen ook op dat vlak tussen culturele, religieuze, sociaaleconomische en migrantengroepen.
2.a Als u volledige vrijheid van handelen zou hebben, hoe zou u dit vraagstuk oplossen?
Specifiek willen wij aandacht vragen voor de cruciale rol die ouderen als bevolkingsgroep [zullen] spelen in de huidige en toekomstige maatschappij. Zij hebben een belangrijke stem in dit vraagstuk en moeten betrokken worden bij het formuleren van oplossingen. Maar ook toekomstige generaties ouderen, d.w.z. de huidige jong volwassenen en jongeren zouden moeten worden betrokken in raadpleging en discussie. Keuzes voor allocatie van financiële middelen voor zorg, creëren van levensloopbestendige woonruimte en de inrichting van het zorgstelsel zijn ook van invloed op hun kansen en mogelijkheden. Nu en in de toekomst. Ervaring opdoen met betrekken van ouderen is van breder belang. Vragen met betrekking tot duurzaamheid, energie en milieu kunnen we namelijk niet oplossen zonder deze doelgroep te betrekken.
We waarderen dit initiatief als een stap in de goede richting, omdat het inzichten vanuit alle lagen op dit vraagstuk uitnodigt. We vragen echter wel aandacht voor de noodzaak om dit structureel te doen. In welke vorm dan ook. Een voortdurend maatschappelijk dialoog helpt ons inziens ook bij het regelen van geschikte zorg door middel van samenwerkingsafspraken en akkoorden.
Graag benadrukken we dat de manier waarop het vraagstuk wordt geformuleerd in een maatschappelijk narratief zelf weer van invloed is op de kwaliteit van de dialoog en de mogelijkheden die ouderen zien en krijgen. Momenteel is het narratief rondom veroudering nog erg gericht op de problemen en uitdagingen die dit met zich meebrengt. De veroudering kost geld, veroudering is een last, etc. Er moet ook aandacht komen voor de voordelen die veroudering met zich meebrengt. Ouderen dragen steeds meer bij aan vrijwilligerswerk en aan opvang voor kinderen en zijn sociaal actiever dan enkele decennia terug. Ze werken ook langer door. Gegevens van de Longitudinal Aging Study Amsterdam laten dat bijvoorbeeld duidelijk zien. Er liggen nog veel mogelijkheden in het bevorderen van participatie door ouderen. Ouderen willen dat ook graag, over het algemeen. Een mooi beeld wordt geschetst in het rapport van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, dat de derde levensfase neerzet als geschenk.
Tenslotte pleiten we voor meer aandacht voor preventie van chronische ziekte en –daarmee- beperkingen. Dit zal niet op korte termijn leiden tot een daling in de langdurige zorgbehoefte – dat hebben verschillende modellen van het RIVM wel uitgewezen. Uiteindelijk lijkt de behoefte aan langdurige zorg nog onafwendbaar, maar het kan wel helpen bij het gelijker maken van de verdeling van de gezondheidslast, het vergroten van het gezondheidspotentieel van kwetsbare groepen en het zorgen voor een veel actiever, gezonder en veerkrachtiger generatie ouderen, die ook meer in staat zal zijn zelf oplossingen aan te dragen, zelf zorg efficiënt te regelen en maatschappelijk actief te zijn.
2.b Wat staat voor u centraal in de realisatie hiervan? Formeel via stelsel, wet en regelgeving, of informeel via samenwerkingsafspraken en akkoorden? Kunt u kort toelichten waarom?
We denken dat beiden nodig is. Er zijn veel mogelijkheden om in te grijpen in het stelsel van wetten en financiering en deze efficiënter te maken. Maar wet en regelgeving vormen slechts de algemene basis en vraagstukken die ontstaan op individueel en lokaal niveau bij het leveren van goede zorg vereisen samenwerkingsafspraken en akkoorden. Domeinoverstijgende [bijvoorbeeld op het gebied van wonen en zorg] samenwerking komt op sommige plekken in het land al van de grond, maar dat kan nog veel beter. Gemeenten verschillen daarin onderling enorm. De trend naar een meer domeinoverstijgende aanpak moet veel meer worden gestimuleerd. Mogelijk moet dat via wet en regelgeving, omdat de vrijblijvendheid het proces vertraagt.
Een goed uitgangspunt voor beleid is wellicht de Capability Approach van Sen. Deze stelt dat niet de gelijkheid in middelen centraal moet staan als doel van beleid, maar vooral de gelijkheid in mogelijkheden. Ouderen verschillen in termen van behoefte en vaardigheden en doelstellingen voor een goed leven. Ouderen hebben niet perse behoefte aan gelijkheid in middelen en zorg, maar hebben vooral behoefte aan zorg die aansluit op hun eigen levensdoelen. Met name op meer lokaal niveau kan de inrichting van wonen en zorg op de capability benadering worden afgestemd.
3. Kernvraag: ‘Wat kan ik zelf?'
Hier gaat het om de vraag wat iemand zelf kan doen om zich goed voor te bereiden op het ouder worden en waar de overheid kan faciliteren indien nodig. De beleidsopties zijn:
Zelf doen:
- Gezond leven
- Goed voorbereiden op ouder worden
- Ouder en Wijzer
Hulp bij zelf doen:
- Wijkcentra voor ouderen
- Investeren in sociale basis
- Van reactieve naar pro-actieve zorg voor ouderen
- Help ouderen beter voor zichzelf te zorgen
- Focus op het potentieel van ouderen
- Fonds preventie zorg aan ouderen
3a. Welke opties zijn impactvol?
- Gezond leven
- Goed voorbereiden op ouder worden
- Ouder en Wijzer
- Wijkcentra voor ouderen
- Investeren in sociale basis
- Van reactieve naar pro-actieve zorg voor ouderen
- Help ouderen beter voor zichzelf te zorgen
- Focus op het potentieel van ouderen
- Fonds preventie zorg aan ouderen
3b. Welke opties zijn haalbaar en waarom?
- Gezond leven
- Goed voorbereiden op ouder worden
- Ouder en Wijzer
- Wijkcentra voor ouderen
- Investeren in sociale basis
- Van reactieve naar pro-actieve zorg voor ouderen
- Help ouderen beter voor zichzelf te zorgen
- Focus op het potentieel van ouderen
- Fonds preventie zorg aan ouderen
Toelichting bij gekozen beleidsopties vraag 3.b
Alle opties zijn ons inziens belangrijk en in principe haalbaar. De wijkcentra voor ouderen zijn weinig uitgewerkt, maar we menen dat deze wijkcentra wanneer ze goed zijn ingericht een gat kunnen vullen tussen het onafhankelijk wonen en wonen in een instelling voor langdurige zorg. Goed voorbereiden op het ouder worden kan veel meer worden gestimuleerd nog. Maar daarbij willen we de volgende kanttekening plaatsen. Het onderscheid tussen de vitale ouderen, hulpbehoevende ouderen en kwetsbare ouderen is een goed werkmodel, maar de beschreven 'gewenste situatie' lijkt niet altijd uniform haalbaar. Bijvoorbeeld bij de situatie van vitale ouderen wordt er in de gewenste situatie veel verwacht van de cognitieve en levensvaardigheden van mensen. De hoger opgeleide oudere lijkt centraal te staan. Voorbereidingen treffen, zelfmanagement, gelijkwaardig partner zijn in de zorg, etc. zijn complexe vaardigheden die voor lang niet iedereen haalbaar zijn. En de omvang van het deel waarvoor dat geldt is niet te verwaarlozen.
3.c In welke opties ziet u geen waarde en waarom niet?
- Gezond leven
- Goed voorbereiden op ouder worden
- Ouder en Wijzer
- Wijkcentra voor ouderen
- Investeren in sociale basis
- Van reactieve naar pro-actieve zorg voor ouderen
- Help ouderen beter voor zichzelf te zorgen
- Focus op het potentieel van ouderen
- Fonds preventie zorg aan ouderen
Toelichting bij gekozen beleidsopties vraag 3.c
We denken dat ze allemaal meerwaarde kunnen hebben. Mits er bij alle opties voldoende aandacht is voor de noodzaak van het behoud van gelijke mogelijkheden en gelijke toegang.
3.d Is het realiseren van deze opties voldoende om dit vraagstuk op te lossen?
Zie onze reactie bij punt 3b. De geschetste gewenste situatie is ons inziens niet voor iedereen realistisch.
7. Hoe ziet u uw eigen rol? Wat heeft u nodig om te kunnen starten? Met wie zou u daarin willen samenwerken?
Onze rol in de dialoog zal zijn om de juiste kennis over de onderdelen uit de dialoognota bij onze leden en in de gerontologische grijze en wetenschappelijke literatuur aan te reiken voor het begrijpen van het vraagstuk en onze leden en mensen die werken in de ouderenzorg alert te maken op de overwegingen in deze dialoognota.
Ruimte voor overige vragen / opmerkingen
We hebben ons in deze reactie beperkt tot de eerste onderdelen van de inventarisatie. We hebben gemerkt dat een goede reactie op alle onderdelen veel tijd vergt. De dialoognota is omvangrijk en bevat veel goede ideeën en is uitgebreid uitgewerkt. Om de gehele inhoud recht te kunnen doen zouden we meer tijd nodig hebben om de onderdelen te bespreken, maar deze consultatie is open tot medio maart. We hopen dat onze input niettemin meegenomen kan worden in de inventarisatie.